Dante en Beatrice
Book Excerpt
XXI.
Gij, Alighieri, "_Glans der Eeuw_" geheeten,
Ook U noem ik met wijdingsvoller Naam,
want _Liefde_ zaligt slechts met _Wijsheid_ saam
en alle Smart vergaat voor 't zoete Weeten.
Kom, Wijsheid! dat uw zeegnend licht beschaam
wie vreezen van de vrucht der kennis te eeten,
en breng' te schand wie lichtschuuw zich vermeeten
de kracht te keeren van uw vrijen Aâm.
Vaar als een frissche wind de velden oover,
de vuuren aller Liefde wakker aan!
doe aller Harten Vlammen samenslaan!
en vaag den Heemel schoon met éénen toover!
dat 't dwalend volk weer d'oogen opwaarts richt
en schouwt naar d'één'gen Oorsprong van Uw licht.
XXII.
De Stem des Lichts, die dóórbreekt ooveral,
doet dreunend òp de gouden heemeldeuren,
en de verborgen duisternissen scheuren
door 't verre daveren van haar geschal,
dan baart de troostelooze nach