Gevleugelde Daden
Book Excerpt
"Stil--suscht!"--zei hij, her-trappend. Als 'n moordenaar sluipend, kroop-ie de laatste treden op naar de kamer van Chris, naast den zolder. Zachjes opende-die de deur. As ze 'r wat van zouen zeggen, kon-ie makkelijk antwoorden, dat-ie onraad gehoord had.
"Kom hier!", fluisterde-die: "dan kijke we door jouw raam wat ze uitvoere!"
"En de juffrouw die op mijn kamer slaapt"..., hijgde Chris, 'm nastrompelend.
De rest van 'r gedachte-gesputter verspoot in 't Oneindige, want de kaars, òn-bestand tegen zooveel angstzuchten, floepte uit, kniezig nog naglimmerend als 'n lauw-walmend vonkje.
"De kaars is uitgewaaid," sprak ze, half-grienend de welgekende donkerte der kamer doorstappend, en in 'r zenuw-verstrooidheid bestreek ze de heup-plek waar 't doosje lucifers zat, als ze gekleed was.
Kobus luisterde niet.
Voorzichtig, zonder gepiep of gesteun, had-ie 't raam opgeschoven, 't bovenlijf over de goot gebogen.
"Nou?"--, vroeg ze.
Hij bleef in 't vens