De Klucht der Vergissingen
Book Excerpt
DROMIO VAN EPHESUS. Neen, hij sloeg wel zoo hard, dat ik zijn slagen maar al te goed kon voelen en met dat al zoo onduidelijk, dat het mijn bevatting te boven ging.
ADRIANA. Maar 'k bid u, zeg mij, komt hij nu naar huis? Hij leeft, zoo 't schijnt, om mij pleizier te doen.
DROMIO VAN EPHESUS. Nu, meesteres, hij is een dolle stier.
ADRIANA. Een dolle stier, gij schelm?
DROMIO VAN EPHESUS. Niet dat hij horens draagt, maar hij is dol. Toen ik hem vroeg om thuis te komen eten, Vroeg hij mij naar een duizend mark in goud; "'t Is etenstijd," riep ik; "mijn goud!" riep hij; "Uw maal brandt aan," riep ik; "mijn goud!" riep hij; "Komt gij naar huis?" riep ik; "mijn goud!" riep hij, "Waar hebt gij, zeg, mijn duizend mark, gij schelm?" "Het vleesch brandt aan," riep ik; "mijn goud!" riep hij; "Heer, de eedle vrouw,--" riep ik; "hang op uw vrouw! "Wat weet ik van uw vrouw? weg met uw vrouw!"
LUCIANA. Dat zeide, wie?
DROMIO VAN EPHESUS. Dat zeide hij, mijn meester; "'k
Editor's choice
(view all)Popular books in Drama, Humor, Fiction and Literature
Readers reviews
- Upvote (0)
- Downvote (0)