Twee Edellieden van Verona
Book Excerpt
ANTONIO. Panthino, zeg mij, welk een diep gesprek Hadt gij daar straks in 't klooster met mijn broeder?
PANTHINO. Hij sprak van Proteus, van zijn neef, uw zoon.
ANTONIO. En wat?
PANTHINO. Hij stond verbaasd, dat uw genade Hem hier zijn jeugd verdroomen laat, terwijl Zoo menig ander, van gering'ren stand, Zijn zoon om rang en eer de wereld inzendt, Hetzij in de' oorlog om fortuin te zoeken, Hetzij om verre landen op te sporen, Hetzij naar scholen, waar geleerdheid huist. Voor de eene of and're loopbaan, of voor allen Was naar zijn oordeel Proteus recht geschikt; Hij vroeg mij, dat ik bij u aan zou dringen, Dat hij niet langer thuis zijn tijd verdroom'; Het zou hem in zijn ouderdom nog rouwen, Wanneer hij in zijn jeugd niet had gereisd.
ANTONIO. Gij hebt geen sterken aandrang noodig, 't was De gansche maand reeds niet uit mijn gedachten; Ik overwoog reeds lang zijn tijdverlies, En hoe hij nooit een deeg'lijk man wordt, als De wereld hem niet schudt en mond