Woordenboek der Grieksche en Romeinsche oudheid
Book Excerpt
Abnoba mons, later Marciana Silva, het tegenwoordige Schwarzwald.
Abobrica, stad in Hispania Tarraconensis, in Gallaecia, aan de Westkust, ten N. van den Minius (Minho), tgw. Bayona.
Abolla, een mantel van dubbel linnen, oorspronkelijk een soldatenmantel. In den keizertijd was deze dracht vrij algemeen. Dat de abolla destijds nauwsluitend was, bewijst een epigram van Martialis de abolla Crispini, waarin hij den dieven aanraadt, liever eene toga om te slaan. Abolla maior was een wijdere mantel, waarin de grieksche wijsgeeren, vooral de cynische, zich plachten te wikkelen.
Abonitichos, Abonou teichos, stad in Paphlagonia, ten O. van Sinope, met het orakel van den door Lucianus gehekelden leugenprofeet Alexander.
Aborigines, doch gr. aborigines, een oud-italische volksstam.
Absis, hapsis, ion. apsis, -idos, halfrond ui