Johan Doxa
Book Excerpt
"Mijn arme Johan, wat moet er van u geworden?"
* * * * *
Het oude huis op de Papenvest was eene herberg. Dagelijks ging er nu Johan Doxa. Hij bestelde een half-en-half en bleef zitten, rechtover de deur, tot eens de vrouw, die als een groote onrust over zijne ziel woei, daar zou voorbijgaan. Ze woonde op de eerste verdieping. Ze heette Julia. Ze was, een dik jaar geleden, getrouwd met een treinwachter, die, tien dagen na zijn huwelijk, in een spoorweg ongeval was omgekomen. Ze leefde alleen en naaide. Als Johan in de herberg zat, zag hij ze vaak omloopen in de gang. Ze lachte luid of zong. Ze had eene klare golvende stem, die door gansch het lichaam van Johan sidderde en er een ongemak veroorzaakte, dat het bloed naar zijne slapen joeg. Hij dierf haar niet aan te spreken, maar zijne vingeren beefden en zijn adem zwol. Het docht hem dat hij z