Fulco de Minstreel
Book Excerpt
"Hier is hulp! Wie waagt het, een ander overlast aan te doen?"
"Help, Heer!" klonk eene vrouwenstem. Doch zoodra had de ridder den klank dier stem niet vernomen, of hij riep uit:
"Wat hoor ik? Die stem? Bertha, ben jij het?"
"Gode zij dank! O, Gijsbrecht, wat komt je te juister tijd!"
"Maar spreek, Bertha," zeide Gijsbrecht, haar bij de hand vattende, "wat is er, wat overkomt u?"
"Hij is al gevlucht, de onverlaat. Zoodra hij u hoorde binnenkomen, liet hij me los en sloop heen!"
"Dan kan hij nog niet ver af zijn!" riep Jonker Jan, zich naar buiten spoedende, doch--zooals de lezer weet, ook daar was de roover hem te vlug geweest.
Gijsbrecht trok Bertha naar zich toe en sloeg haar zijn arm om den hals.
"Maar mijne Bertha, mijne lieve bruid, hoe komt het toch, dat ik u in dit noodweer hier aantref? En wat gebeurde er toch eigenlijk?"
"Juist dit noodweer heeft mij hier eene schuil